© Red Star Line Museum, foto: Tom Cornille.

Het taalniveau van een vrijwilligerstaak bepalen? Gebruik taaliconen en een taalicoonwijzer

Het lijkt evident: Als je taken verdeelt binnen een diverse groep van vrijwilligers, dan hou je rekening met praktische competenties én met talige vereisten. Maar net bij dat laatste knelt soms het schoentje. Hoe weet je precies welk taalniveau nodig is voor een bepaalde taak in je organisatie? En hoe bepaal je het taalniveau van een kandidaat-vrijwilliger? De taalicoonwijzer biedt je een houvast om met een talige bril naar je vrijwilligerstaken te kijken.

Het taalniveau van een vrijwilligerstaak bepalen? Gebruik taaliconen en een taalicoonwijzer

Het lijkt evident: Als je taken verdeelt binnen een diverse groep van vrijwilligers, dan hou je rekening met praktische competenties én met talige vereisten. Maar net bij dat laatste knelt soms het schoentje. Hoe weet je precies welk taalniveau nodig is voor een bepaalde taak in je organisatie? En hoe bepaal je het taalniveau van een kandidaat-vrijwilliger? De taalicoonwijzer biedt je een houvast om met een talige bril naar je vrijwilligerstaken te kijken.
© Red Star Line Museum, foto: Tom Cornille.

Stap 1: Welk taalniveau heeft een taak?

  1. Wat zijn taaliconen?
    Taaliconen* maken duidelijk hoeveel Nederlands nodig is om een activiteit uit te voeren of te volgen. Hoe meer tekstballonnen ingekleurd zijn, hoe meer Nederlands je al moet kunnen. Mensen die meer Nederlands willen leren, kunnen in één oogopslag zien bij welke cursus, theatervoorstelling of workshop ze welkom zijn met hun taalniveau.
  2. Hoe werkt een taalicoonwijzer?

    Met de taalicoonwijzer kan je beter inschatten hoeveel Nederlands nodig is om de taak uit te voeren. Dankzij de richtvragen sta je stil bij de kernvraag: Hoe moeilijk of hoe gemakkelijk is een bepaalde taak voor je vrijwilliger? 
    Gedetailleerde vragen, opgesplitste vaardigheden en een overzicht van verschillende niveaus in taalgebruik, maken je bewust van het taalniveau van de taak.

    Bijvoorbeeld:
    ‘Welke gesprekken voert de vrijwilliger in de werkomgeving?’
    ‘Wat leest/schrijft de vrijwilliger?’

    Zo breng je in kaart welke verwachtingen jij over het taalniveau hebt. Je maakt een onderscheid tussen communicatie met klanten en communicatie met collega’s. Op het einde van de oefening bepaal je of een vrijwilliger een taak alleen zal doen of samen met andere vaste vrijwilligers die de taak al langer kennen. Ook kan je besluiten of er wel of geen (talige) ondersteuning nodig is in de werkomgeving. Andere vaste vrijwilligers die de taak al langer kennen, kunnen de nieuwe vrijwilliger (talig) ondersteunen.

    Klinkt het nog wat abstract?

    Een paar concrete voorbeelden maken het duidelijker:

    Voorbeeld 1:
    Stel dat je in je organisatie vrijwilligers nodig hebt voor een taak in de bar. Kom je uit op een hoger taalniveau dan wat jouw nieuwe vrijwilliger op dit moment heeft? Dan kan je ervoor kiezen om de taak te splitsen in deeltaken die meer of minder taal vereisen.

     

    Minder taal

    • Drankjes klaarzetten
    • Leeggoed van de tafels ophalen
    • Tafels schoonmaken
       

    Meer taal

    • Bestellingen afrekenen
    • Bestellingen opnemen Leeggoed van de tafels ophalen
    • Een praatje doen met een klant

     

    Voorbeeld 2:
    Een vrijwilligerstaak zoals ‘rolstoel duwen’ staat als voorbeeld bij het gemakkelijkste taalniveau. Bij deze groepsactiviteit kan de vrijwilliger meelopen en de handelingen van collega’s imiteren. Om een rolstoel te duwen hoef je niet noodzakelijk veel te spreken. Maar dat wordt anders als je ook verwacht dat de vrijwilliger gesprekjes voert met de rolstoelgebruiker. Zeker als die persoon in de rolstoel moeilijk te verstaan is of veel dialectwoorden gebruikt. Dan kan je ervoor kiezen om de vrijwilliger met een beginnersniveau bewust te koppelen aan een rolstoelgebruiker die wel vlot verstaanbaar is. Of je kan vragen aan de medewerker die de groep begeleidt om er aandacht voor te hebben. Deze medewerker kan de gesprekjes ondersteunen door bijvoorbeeld dialectwoorden uit te leggen.

    In beide gevallen kan je er ook voor kiezen om de anderstalige vrijwilliger in duo te laten werken met een collega. Zo kan de anderstalige vrijwilliger makkelijker groeien in de taak en de taak op termijn alleen uitvoeren.

    Lees meer tips over hoe een je anderstalige vrijwilligers kan doen groeien in je organisatie.

     

    Stap 2: Welk taalniveau heeft mijn vrijwilliger?
     

    Je hebt het taalniveau van de taak bepaald. Nu wil je inschatten of een kandidaat-vrijwilliger ook dat taalniveau heeft.

    Het taalniveau heeft niets te maken met een diploma.

    Het is weinig zinvol om te vragen welk diploma iemand behaalde in de Nederlandse les. Die lessen kunnen lang geleden zijn, iemand heeft intussen veel bijgeleerd of is juist heel wat vergeten. Je weet misschien niet altijd wat een bepaald niveau in de praktijk betekent.

    Ook hier kan de taalicoonwijzer van pas komen. In een kennismakingsgesprek kan je gericht toetsen of je nieuwe vrijwilliger de nodige talige vaardigheden heeft.

    Voorbeeld 1: 
    ‘Ken jij de namen van de meeste drankjes?’ Als je het gesprek voert aan de bar, kan je meteen doorvragen ‘hoe heet dit?’ of ‘weet je wat dat is?’ Iemand hoeft niet noodzakelijk alle woorden te kennen, want vaak gaat het over woorden die in de Nederlandse les niet aan bod komen. Maar terwijl je de concrete voorwerpen bij de hand hebt of ze aanwijst, kan je wel vaststellen of er al een basis is. Eventueel kan je afspreken hoe je de extra woorden gaat inoefenen.
    Voorbeeld 2:
    ‘Kan jij jezelf even voorstellen?’, ‘Wat zeg je als je iemand niet begrijpt?’  Als zo’n kort gesprek vlot verloopt, dan kan deze vrijwilliger alvast starten met rolstoelduwen in groep. Ga ook eens meewandelen om te horen hoe de communicatie verloopt. Begrijpt de vrijwilliger eenvoudige instructies en lukt het ook om korte gesprekjes te voeren? Dan kan de vrijwilliger misschien doorgroeien naar individuele opdrachten, zoals gaan winkelen met een rolstoelgebruiker of iemand begeleiden naar de kinesist.
    Tips: 
    • Focus in het kennismakingsgesprek op de woorden en zinnen die binnen de context van een taak nodig zijn.
    • Oefen de taak zoveel mogelijk in praktijk. Stel daarbij vragen die een klant ook zou stellen. Zo merk je wat een vrijwilliger al kan. Je ziet ook of je vrijwilliger nog veel hulp nodig heeft of al heel zelfstandig kan werken.

    Lees hier hoe je de vrijwilliger nog beter Nederlands kan laten oefenen.

    Wil je taaliconen inzetten in je promotie? 

    Leer via onze vorming zelf werken met taaliconen en promoteksten schrijven in klare taal.

    Wil je nog ondersteuning?

    Contacteer Atlas voor advies.

    Wil je meer tips en inspirerende voorbeelden?

    Schrijf je in voor een van de nieuwsbrieven van atlas . Je ontvangt dan gelijkaardige artikels én info over nieuwe vormingen.

     

    *Noot: De taaliconen werden ontwikkeld door het Huis van het Nederlands Brussel.

Bekijk ook