Stap 1: Creëer een veilige omgeving om Nederlands te oefenen
Een warm onthaal is belangrijk. Neem er de tijd voor.
- Spreek de vrijwilliger bij de voornaam aan en voer een informeel gesprekje.
- Stel de anderstalige vrijwilliger voor aan andere medewerkers en vrijwilligers
- Geef iedereen een naamsticker en voer informele babbels in de pauze.
- Betrek de vrijwilliger actief bij gesprekken.
- Laat de vrijwilliger met verschillende mensen samenwerken als dat kan. Zo leren ze elkaar beter kennen en voelt de vrijwilliger zich sneller op zijn gemak.
Stap 2: Gebruik klare taal
Spreek eenvoudig Nederlands
Lees hoe je je taalgebruik kan aanpassen of volg eventueel samen met je team een vorming klare taal.
Geef de ander de tijd om jou te begrijpen en te antwoorden
Een anderstalige heeft soms meer tijd nodig om na te denken over een antwoord.
- Toon geduld en begrip als het nog niet vlot loopt.
- Moedig mensen aan om te praten, ook al maken ze fouten, bijvoorbeeld knikken, oogcontact maken, ‘Probeer maar, ik help je wel.’
- Spreek af dat fouten maken mag, zo leer je het meest.
Gebruik controlevragen voor de belangrijkste info
Ga er niet van uit dat mensen het durven te zeggen als ze iets niet begrijpen. Stel concrete en open vragen.
Bijvoorbeeld:
- Zeg niet: Begrijp je het? Is alles duidelijk?
- Zeg wel: Wat moet je straks eerst doen?
- Zeg ook: Hoe laat moet je morgen komen?
Help de vrijwilliger bij moeilijke gesprekken
Herhaal dialect of moeilijke woorden van bezoekers, klanten of collega’s in klare taal.
Stap 3: Zoek taken die aansluiten op het taalniveau
Pas de taak aan
Heb je je vrijwilliger een taak gegeven, maar blijkt die taak toch te moeilijk? Gebruik hulpmiddelen zoals woordenlijsten, stappenplannen of afbeeldingen om de taak te ondersteunen. Of laat de vrijwilliger de taak in het begin samen met een andere medewerker doen.
Laat de vrijwilliger zoveel mogelijk zelf praten tijdens de taak
Neem gesprekken niet te snel over van (zwakkere) vrijwilligers. Laat de vrijwilliger liever zelf de vragen stellen.
Bied groeikansen
Zorg voor extra uitdaging of nieuwe taken wanneer de vrijwilliger dit aankan.
Zorg voor interactie met Nederlandstaligen
Geef de vrijwilliger taken waarbij hij moet spreken met collega’s, klanten, bewoners of deelnemers: bijvoorbeeld eten serveren, spullen bij iemand wegbrengen, een persoon begeleiden.
Stap 4: Coach en stimuleer de vrijwilliger in het spreken
Bereid samen een moeilijk gesprek voor
Overloop bepaalde vaktermen, zinnen of dialectwoorden die vaak gebruikt worden, bijvoorbeeld goede openingszinnen zoals ‘Hebt u al iets besteld?’ of ‘Wat kan ik u brengen?’ voor een vrijwilliger die meehelpt in een bar.
Lok functionele gesprekken uit
- Gebruik prikkels in de omgeving om vragen te stellen, bjivoorbeeld ‘Weet je hoe dit heet?’.
- Formuleer samen wat je aan het doen bent, bijvoorbeeld ‘We zetten de bakken met de lege flesjes op de onderste plank, we zetten de theezakjes op de bovenste plank.‘
Voer ook alledaagse gesprekken
Start op rustige momenten of in de pauze zelf een gesprek en betrek de vrijwilliger in conversaties met anderen.
Geef feedback op taal
Benoem fout taalgebruik niet expliciet, maar herhaal correct.
Bijvoorbeeld:
‘Ik heb twee kind.’
‘Ah, heb jij twee kinderen? Hoe heten ze?’
Geef ook complimenten over het Nederlands, bijvoorbeeld ‘Dat heb jij goed onthouden. Dat zeg je heel juist!'.
Wil je meer tips en inspirerende voorbeelden?
Schrijf je in voor een van de nieuwsbrieven van atlas . Je ontvangt dan gelijkaardige artikels én info over nieuwe vormingen.